Een vastgoed-BV verhuurt ongeveer 176 woningen. De Belastingdienst legt naheffingsaanslagen loonheffingen met boete op over vijf kalenderjaren. Over elke van deze jaren heeft de BV € 10.386 aan loon voor de directeur-grootaandeelhouder (DGA) toegekend. Volgens de Belastingdienst is dat veel te laag en moet het gemiddeld € 80.000 per jaar zijn. De BV gaat naar de belastingrechter.
Standpunt BV
De naheffingsaanslagen zijn ten onrechte opgelegd omdat de correctie van het gebruikelijk loon niet juist is. Voor de bepaling van het gebruikelijk loon maakt de Belastingdienst een vergelijking met de directeur van een woningbouwcorporatie. Deze functie is niet goed vergelijkbaar omdat de BV veel minder woningen dan een woningbouwcorporatie in beheer heeft, minder personeel heeft en de functie van de bestuurder minder zwaar is. De Belastingdienst heeft bovendien geen rekening gehouden met het feit dat de DGA parttime werkt, te weten 1 dag per week.
Wettelijke regeling
Op grond van de wet wordt kort gezegd het belastbare loon van een DGA ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
Meest vergelijkbare dienstbetrekking?
De bewijslast voor het in aanmerking nemen van een hoger gebruikelijk loon dan de normbedragen rust op de Belastingdienst. Die stelt dat bestuurder van een woningcorporatie de meest vergelijkbare dienstbetrekking is en baseert het gebruikelijk loon daarop.
Hoewel de werkzaamheden van de DGA niet geheel gelijk te stellen zijn aan die van een bestuurder van een woningcorporatie, heeft de Belastingdienst volgens de rechter aannemelijk gemaakt dat de bestuurder van een woningcorporatie de meest vergelijkbare dienstbetrekking betreft.
De Belastingdienst heeft vervolgens aansluiting gezocht bij de bezoldiging van een bestuurder in bezoldigingsklasse B (behorend bij een bedrijfsgrootte van 0-750 verhuureenheden) en heeft 75% hiervan als uitgangspunt genomen. Volgens de rechter heeft de Belastingdienst met deze 25% afslag voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de werkzaamheden van de DGA en de bestuurder van een woningcorporatie. De BV heeft zelf bovendien geen andere meer vergelijkbare dienstbetrekking aangevoerd.
Deeltijd?
De BV stelt dat de DGA niet fulltime werkzaamheden voor haar verricht en slechts 8 uur per week (20%) werkzaam is voor haar. De rechter acht op grond van de stukken inderdaad aannemelijk dat de DGA niet fulltime werkt. De Belastingdienst gaat dan ook uit van een te hoog gebruikelijk loon.
De BV heeft echter de bewijslast om het door haar gestelde dienstverband van 20% en de daarbij behorende bezoldiging aannemelijk te maken. En de bewijslast om tot een lager gebruikelijk loon dan de normbedragen te komen rust hoe dan ook op de BV.
De BV heeft aangevoerd dat gelet op de afbouw van de werkzaamheden van de DGA in verband met zijn pensionering, de leeftijd van de DGA, de krimpende woningvoorraad van de BV en de verklaringen van de (andere) werknemers, de werkzaamheden van de DGA voor de BV maximaal 8 uur per week beslaan. Op de bezoldiging van een bestuurder van een woningcorporatie dient volgens de BV naast een deeltijd percentage van 20% nog een korting van 40% te worden toegepast vanwege het kleiner aantal woningen dat de BV bezit ten opzichte van een woningcorporatie in de categorie van bezoldigingsklasse B. Daarnaast dienen de bedragen te worden verminderd met 30% aangezien de bestuurder van een woningbouwcorporatie een zwaardere functie uitvoert dan de DGA. Het gebruikelijk loon zou volgens de BV eigenlijk lager moeten zijn dan de gehanteerde € 10.386.
Volgens de rechter is de BV echter niet geslaagd in haar bewijslast. De rechter acht het door de BV gehanteerde bedrag aan gebruikelijk loon van € 10.386, laat staan de door de BV hiervoor vermelde lagere bedragen, niet aannemelijk en niet passend bij de functie van de DGA. De BV heeft tegenover de gemotiveerde weerspreking van de Belastingdienst de deeltijdfactor van 20% en de door haar genoemde verminderingspercentages niet aannemelijk gemaakt.
Oordeel rechter
De rechter stelt het gebruikelijk loon op de normbedragen, waarop geen deeltijdfactor wordt toegepast. Dat is in deze zaak ongeveer een correctie van de helft van het verschil tussen de correctiebedragen van de Belastingdienst en het loon dat de BV had gehanteerd.
Let op: Ook in gebruikelijk loonzaken bepaalt de verdeling van de bewijslast vaak de uitkomst. De rechter moet op basis van het bewijs een keuze maken. Soms, zoals hier, lijkt hij het ook niet te weten en komt ergens in het midden uit.
Terug naar het overzichtSchrijf u in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van financiële en fiscale ontwikkelingen.