Het inmiddels demissionaire kabinet heeft op Prinsjesdag de nieuwe fiscale plannen voor 2026 en daarna gepresenteerd. De Tweede Kamer en de Eerste Kamer moeten de plannen nog goedkeuren. We geven hieronder een overzicht van maatregelen die voor de meeste particulieren relevant kunnen zijn.
Inkomstenbelasting
Heffingsvrij vermogen verlagen
Het kabinet stelt voor om per 1 januari 2026 in box 3 het heffingsvrije vermogen (belastingvrij vermogen) te verlagen van € 57.684 naar € 51.396.
Wettelijk vastgesteld (forfaitair) rendement overige bezittingen verhogen
Het kabinet wil ook het forfaitaire rendement voor overige bezittingen in box 3 anders berekenen. In 2025 is dat rendement 5,88%. Met het voorstel van het kabinet wordt dat 7,78%. Dat betekent dat u meer belasting gaat betalen over de inkomsten uit uw vermogen. Kunt u aantonen dat uw werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement van 7,78%? Dan betaalt u belasting over het werkelijke rendement. De maatregel moet op 1 januari 2026 ingaan.
Gebruik leegwaarderatio uitsluiten bij niet-marktconforme huur
Het kabinet stelt voor om de leegwaarderatio niet meer te gebruiken bij verhuur tussen gelieerde partijen bij een niet-marktconforme huurprijs. Bijvoorbeeld als iemand een woning verhuurt aan een familielid of vriend tegen een te lage huurprijs. De leegwaarderatio is een percentage van de WOZ-waarde van een woning. Het percentage hangt af van hoeveel huur u per jaar krijgt in verhouding tot de WOZ-waarde van de woning. Bij verhuur aan gelieerde partijen wordt, als de huurprijs niet-marktconform is, uitgegaan van het hoogste percentage van de leegwaarderatio. Dat is 100% van de WOZ-waarde.
Lagere inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting
Het kabinet stelt voor om de inflatiecorrectie in de inkomstenbelasting op 1 januari 2026 niet volledig toe te passen, maar slechts voor 52,8%. Bedragen worden op 1 januari 2026 dan vermenigvuldigd met 1,015312. Dat is onder andere nodig om behoud van het btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport te financieren. De lagere inflatiecorrectie heeft onder andere gevolgen voor de 1e en 2e schijf van de inkomstenbelasting. Mensen vallen hierdoor eerder in een hogere belastingschijf. Dit betekent dat ze meer inkomstenbelasting betalen. Ook andere bedragen stijgen minder mee met de inflatie. Zo heeft deze maatregel ook invloed op de hoogte van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. Deze bedragen worden iets lager dan bij een volledige inflatiecorrectie.
Erf- en schenkbelasting
Extra tijd voor aangifte erfbelasting
Het kabinet stelt voor om de aangiftetermijn die nabestaanden hebben voor de erfbelasting te verlengen van 8 naar 20 maanden. Nabestaanden krijgen door deze maatregel meer tijd om de aangifte goed in te vullen. Zij krijgen ook meer tijd om geld apart te zetten om de erfbelasting te betalen. Bijvoorbeeld door de verkoop van een woning uit de erfenis. Het kabinet wil deze maatregel laten ingaan op 1 januari 2026.
Schenkingen binnen 180 dagen voor overlijden alleen onder erfbelasting rekenen
Het kabinet wil schenkingen binnen 180 dagen vóór overlijden niet langer als schenking zien, maar alleen als deel van de erfenis. Het voorstel is om dit te laten gelden bij overlijdens vanaf 1 januari 2026. Het voorstel van het kabinet heeft als gevolg dat nabestaanden geen aangifte schenkbelasting meer hoeven te doen, dat er geen moeilijke verrekening komt van de schenkbelasting met de erfbelasting en dat het voor de Belastingdienst makkelijker wordt om de aangiften erfbelasting te verwerken.
Aanpassen erf- en schenkbelasting voor biologische kinderen
Het kabinet stelt voor om alle biologische kinderen gelijk te behandelen voor de schenk- en erfbelasting. Het maakt dan niet meer uit of kinderen wel of niet erkend zijn door hun biologische ouder. Kinderen moeten aan de Belastingdienst met een DNA-test bewijzen dat zij biologische kinderen van iemand zijn. Ook kunnen deze biologische kinderen zonder juridische band alleen erven als zij in het testament staan. Het kabinet stelt voor deze gelijke behandeling vanaf 1 januari 2026 in de wet vast te leggen.
Ontwijken belasting door ongelijke verdeling van vermogen tegengaan
Partners betalen minder schenkbelasting of erfbelasting dan kinderen, nichten, neven en andere nabestaanden. Maar het is niet de bedoeling dat mensen die belasting ontlopen door op papier een andere verdeling van hun gezamenlijke goederen af te spreken. Het kabinet wil dat echtgenoten bij het einde van het huwelijk over de helft van de gemeenschap van goederen schenk- of erfbelasting betalen, ook als zij hun gemeenschap van goederen op papier ongelijk hebben verdeeld. De partner die bijvoorbeeld al 90% van de gemeenschap van goederen krijgt, en maar 10% erft, moet na overlijden van de partner over 50% erfbelasting betalen. De maatregel geldt ook voor partners die een ongelijke verdeling in hun huwelijkse voorwaarden hebben afgesproken (verrekenbeding). De nieuwe berekening geldt voor iedereen die op of na 16 september 2025 een ongelijke verdeling heeft afgesproken.
Koopkracht
Kinderopvang
Er gaat € 199 miljoen extra naar de kinderopvang. Werkende ouders met een gezamenlijk inkomen tot € 56.000 krijgen daardoor 96% van de maximum uurprijs vergoed. Ook ouders met hogere inkomens krijgen in 2026 meer vergoed. Verder wordt de maximumuurprijs met 4,84% verhoogd.
Schrijf u in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van financiële en fiscale ontwikkelingen.